Onder
de zwarte stolp
van de nacht
in de gelige lichten
van de verre stad glijdt
een zwarte stroom
traag
als zware olie
naar zee.
Over het water
schrijdt
zweeft
glijdt
in het gelige licht
aan de gindse einder
waar de stad spookt
als geschreeuwde woorden
de witte gestalte
van het Meisje van de Zee
bijna onzichtbaar
als een dunne nevel
als de adem van een kind
de zachte bries over
een strand.
Ze wandelt
behoedzaam fluisterend
over het dikke water
wit op zwart
en
ik schrijf haar
zwart op wit
op het dunne papier
heftig krassend.
Ik schrijf haar
zwart op wit
die woorden
als slierten nevel
en wit over zwart
glijden mijn woorden
als mistflarden
tot bij haar en
ze omcirkelen haar
verschijning zacht
en ze ademt
mijn woorden en
wordt woord.
Ik schrijf woorden.
Met wit krijt
op zwarte bordverf
over zwart inkten
letters op wit papier.
Ik buig de waarheid.
Ik speel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten