'Ooit kende ik een schrijver. Een oud krom manneke met een vervelende lijzige stem die op de trein naar Brussel zat elke dag en beweerde niet voor zichzelf te schrijven en ook niet om zoveel mogelijk lezers te hebben. Hij beweerde dat hij schreef voor die ene lezer waarvan hij wou dat die lezer zijn woorden en zinnen zou lezen en een teken van leven zou geven en iets terug zou schrijven of zeggen. Niet oordelend of beoordelend. Gewoon. Laten voelen dat de woorden geschreven voor die ene lezer gelezen werden. En dat die lezer nooit lezer werd zolang die niet las. En hoe pijnlijk dat is. Is dat ook bij u zo, Dichterke?' zegt Knorpot en terwijl hij dat zo zegt ziet hij Dichter bij elk woord in elkaat krimpen en bleek worden.
'Ja dus' zegt Knorpot, 'O o o Dichterke, stom Dichterke. Is het je muze, een muze die nooit leest. Voor wie je al die treksten schrijft tevergeefs? Wat ben jij een mislukkeling? Een triest figuur. Hoe kun je zo stom zijn te schrijven voor iemand die niet leest en niet lezen zal. Je kan evengoed een boodschap schrijven op een vel papier en dat in een fles stoppen om achter te laten in een holte bij een wilg bij een water. O? Dichter? Ik zie dat je dus écht boodschappen in een fles schrijft. Man man man. Wat ben jij een stom kieken. Boodschappen in een fles??? Hoe kom je er bij? Wat doe je dan? Voorspel je de toekomst. Ja? Ja? Ja! Hoe pathetisch. En jaren later ga je die fles dan triomfantelijke opzoeken om je eigen kleine gelijk te kunnen lezen? Je schrijft dan voor jezelf, weet je dat. Man is dat triest.'
Dichter staat op en schopt tegen de tafel en tegen een stoel en gooit een potlood stuk tegen de zwarte wand en slaat met de vuist tegen een kast tot er een scheur zit in een deur en zijn vuist kermt en kreunt.
Dichter is moe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten