De stomme tegenstellingen tussen mannen en vrouwen. En dat het allemaal te verklaren zou zijn vanuit de primitieve stammen, die we nog maar een paar generaties ontgroeid zijn en dus nog lang niet. Want we hebben vele miljoenen jaren zo geleefd, wij mensen en pas sinds een paar duizend jaar zijn we anders gaan leven. Meer zelfs: er leven nog steeds mensen ongeveer zoals miljoenen jaren geleden.
Dat de vrouwen in de kampen of in de grotten bleven, me de kinderen. Wachtend op de mannen die samen gingen jagen.
Hij kijkt Droeve Dichter aan en het Stille Meisje dat naast hem zit en naar de Scheve Schilder die iedereen lijkt te vergeten, maar die nu de volle aandacht krijgt van het Meisje waarvan hij het portret schildert met waterverf in plasjes water op dik papier.
Ik zie het al, zegt hij, die stoere wildebrassen gingen hele dagen jagen op herten en harige olifanten en ergens in de grot beleef er een achter, want die kon tekenen en schilderen en die schetste hun heldendaden op de wanden van de grot. De mannen gingen jagen en brulden elkaar dingen toe in kreten en korte klanken die amper op woorden leken. De vrouwen plukten vruchten en zorgden voor de kinderen en de kleding en hun taal was verfijnder en fijnmaziger en hij, de schilder, sprak hun taal en tekende op de wanden en begreep de vrouwen en hij verwende de vrouwen met zijn aandacht en kunsten en zij verzorgden hem voor zijn verfijnde taal en zijn talenten en zijn aandacht. Ik zie jullie bezig Dichter en Schilder en ik zie het ineens voor me. Hoe de mens evolueerde. Hoe de Kunstenaars de taal ontwikkelden vanuit het tekenen en vertellen bij het vuur en het tateren en kakelen met de vrouwen. Hoe de taal groeide vanuit het tekenen. Hoe de tekenaars de verhalen van de stam en de heldendaden van de mannen gingen vastleggen in tekeningen, met symbolen voor woorden of terugkerende feiten, als geheugensteun, met symbolen voor klanken die dan geschreven woorden werden. De brute jagende mannen zagen in de kunstenaar geen gevaar. Hij verheerlijkte hun heldendaden met de tekeningen en met de verhelen bij het vuur. Ze hielden van hem. Konden zij vermoeden wat de Kunstenaar deed met hun vrouwen terwijl ze op jacht waren en van wie die kinderen waren allemaal. Ik zie het zo voor me, Dichter. Ik zie het zo voor me, Schilder.
Knorpot kijkt naar Boerken en lacht.
Begrijp je nu Boerken, waarom gij maar een Boerken bent en geen aandacht krijgt van het Meisje? Het zit in je genen. En je kan niet boos zijn op Dichter, want die schrijft zo'n mooie woorden en je kan niet boos zijn op Scheve Schilder want die maakt zo'n mooie schilderijen van je landerijen en je paarden en de dijken en de luchten. En terwijl krijgen zij alle aandacht van het Meisje en ben jij jaloers en droef en je weet niet waarom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten