zondag 25 maart 2012

Beeld van marmer


Tegen de kastanjeboom
in het duister van de nacht
die diepgroen is en bijna zwart
en de kilte van de klamme grond drinkt
zich als een slang langs zijn ruggemerg
tot in zijn nekwervels die
verstenen en roesten en bladderen.

Hij wordt een marmeren beeld
en daarna smelt hij en vloeit hij
als een melkwitte beek tussen de grassprieten
en wordt hij gedronken door de dorstige zandbodem
die als een spons slorpt en zuipt.

In zijn linkerhand een klein glas
met daarin de absint met suiker
kleverig aan de rand en
in zijn geest de fijne mistslierten
van de vergeten fluisterverhalen
en de meanderende handen die
tasten en voelen en glijden
langs de huid

en de zachte warmte
van de honingzoete dauw
die je vinden kan
in verborgen plooien

en de metalen blikken

en de woorden als dolken

en de honende lach van zielloze gedaantes.


De geest van de Dichter sluipt
langs de slijmerige schubben
van de sluipende slang omlaag
naar de donkere aarde en
verdwijnt in de bodem
van de polders
bij de Trage Stroom
waar de bomen
neigen weg v
an de Noordwestenwind
die vanuit de zee
stormen brengt
en kille regens
en lage grijze wolken.

Het eerste zwart
is groen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten