Boerken staat te kijken hoe Knorpot sleurt en zeult met grote en zware dode takken die hij uit de kastanjeboom heeft gezaagd en Boerken zegt smalend tegen een van de ruiters die langs komt rijden: "Kijk, dit is wat men nu een wandelende tak noemt."
Knorpot klaagt en zaagt in zijn korte werkbroek en heeft een grote schram op zijn linkerbil en een blauwe plek zo groot als een appel en hij trekt zijn rechtervoet en hij vertelt Boerken hoe een tak verkeerd knapte en aan de stam bleef hangen en als een grote zware slinger tegen zijn been knalde en hem en de ladder onderuit sloeg en hoe hij ruim twee meter omlaag viel en zijn enkel dubbel plooide en hoe hij deze week ook al zijn ribben kneusde.
"Dan kun je lekker knorren toch" zegt Boerken en hij gaat het Donker Kot binnen waar het Stille Meisje zwijgt in duizend woorden en waar de Grijze Filosoof en de Dichter gebogen zitten over wijn en filosofische overpeinzingen en Boerken vraagt of wat hij gisteren voelde zo diep in zijn botten en lijf, of dat dat zijn ziel was.
Dichter kijkt op. "De ziel dat zijn verhalen die niemand vertelt of schrijft en enkel gehoord worden of gelezen. Het zijn woorden van stilte die je proeft zonder zintuigen," zegt Dichter en Filosoof zegt: " Waarom doet uw ziel dan zo'n zeer, Dichter." Dichter drinkt wijn en zwijgt en het Stille Meisje leest zijn ziel en weent zacht.
Buiten schreeuwt de kievit. De laatste mussen maken ruzie voor het slapengaan. Een ruiter rijdt in het kunstlicht. Knorpot raapt de laatste stukken dood hout en kijkt op en ziet hoe Venus en de Maan nu verder uit elkaar staan dan gisteren en korter bij het Zenith. Er klinkt muziek in de stallen.
De Grijze Filosoof komt erbij staan met een glas wijn in de hand en zegt: "Leonard Cohen zdringkt een liedeke." Knorpot kijkt op. "Neen", zegt Filosoof,"Ik heb geen dikke tong. Zdringkt."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten