De melkweg en daaronder ik tollend en de mensen. De zondaars en de heiligen. Het woud brandt. Het regent elke nacht. Ik lig wakker. Stenen in een rivier. Ik ben een prediker. Ik ben de maan.
Overdag zijn de luchten zwaar en traag gejaagd. Rondom mij gezichten en nergens vind ik troost. Morgen is een ander gisteren. Je kijkt dwars door me heen. Ik sterf in mijn dromen en daarna sterven de dromen.
Het komt eraan. Het is gezaaid. Honing die druipt en klaterend lacht. Je praat. Ik woon in je stem en voed me met woorden. Jouw woorden.
Wrakhout. Zinkend schip. Je armen om me heen mijn armen om je heen. We zijn de spil. Rond ons het alles en altijd. Zandkorrels tot duin geblazen. Gedragen door de zee. Geschreven door de wind. Kruipend in het land. Weg van zee.
Een klaproos van juichend rood op een stengel van verlegen groen en intiem witzijden dons tussen genraakt beton. Mensen? Mijn handen zijn koud en ik kniel. Je troost. Je troost me. Je laat me huilen. Je handen om mijn hoofd. Tien vingers in een gebaar. Ik zwijg.
Ze is een berk op de heide. Ze is een golf die breekt op het strand. Ze is de geur van zout. Ze is een verhaal zonder begin en einde. Ze is het verhaal.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
...
BeantwoordenVerwijderen