zondag 2 juni 2013

Dood

Boerken loopt op de Woeste Weide waar het gras hoog staat, als in Gladiator, de handen glijdend door de halmen die wegbuigen onder de Noordoosten wind en die zijn handpalmen fluisterend strelen, tegen de avondzon in, die achter de witte stallen wegzakt als een oranje gloed. Hij stapt traag en bewust en wordt Dichter en bedenkt dat als dit het Leven is Na de Dood, dat hij dan meteen gelovig wenst te worden om zo eeuwig te mogen stappen naar huis en de mensen die er zijn en niet op hem wachten, maar hem in hun hart dragen en dan stopt hij met wandelen en schudt hij Dichter van zich af, niet als een overbodig vel of als een vreemde geest die in hem was geslopen, maar als een goede vriend. 

Hij kijkt de palen na en de draden, speurt naar Sint Jacobs, dat sluipende gif en ergert zich aan de grote hoeveelheid boterbloemen, die de paarden mijden, omdat ze giftig zijn en bitter smaken, maar die eens gehooid en gedroogd geen gevaar zijn voor zijn dieren. 

De zon raakt nu de toppen van de Es en de Kastanje en hij ziet hoe de schimmen van Knorpot, Dichter en Meisje naar binnen gaan, nu de zonnestralen niet langer de kille wind verzachten.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Geen opmerkingen:

Een reactie posten