De taal laat zich enkel vangen in het net van conventies. De taal van de poëzie ontsnapt daar aan, ten dele, door nu en dan de conventies te buigen, te kneden, te knippen. Vroeger tekende ik graag. Geen conventies. Geen beperkingen. Absolute vrijheid.
Nu eens schrijf ik liever. De witte lege vlakte van het niets aan het begin dwingt me om ze met woorden te vullen. Schrijven doe ik met volle verstand. Woord per woord is bedacht. Als ik teken gaat de hand als vanzelf en is er geen constante verbinding tussen de lijnen, kronkels en leegtes op het blad en mijn gedachten. Tekenen is absolute vrijheid. Nu eens teken ik liever. Of werk ik met krijt. Of schilder ik met verf en terpentijn. Met verf en water. Penselen. Handen. Messen.
Tekenen en schrijven zijn twee zeer verschillende werelden, die niets met elkaar gemeen lijken te hebben, behalve dan dat ik me in beiden lekker voel en sterk en thuis. Ik heb voor geen van beiden een uitgesproken talent. Tenminste, ik heb voldoende talent om te kunnen zien wat echt talent is en te beseffen dat ik dus beperkt ben.
Dankzij schrijven en tekenen ontsnap ik aan de beperkingen van de ratio en de wetmatigheden van het leven en de natuur. Ik ontsnap aan de wassende tijd en de orde die de chaos lijkt voort te brengen en de chaos die door orde ontstaat. Ik ontsnap heel even, lijkt het.
Ik kan uren schrijven tegenwoordig.
Vroeger zat ik hele dagen op zolder achter de schilderezel, of gebogen over grote bladen papier, terwijl ik LP's draaide tot die kraakten en vol ruis zaten. Ik draaide Neil Young, Bob Dylan, David Bowie, The Beatles, Pink Floyd, Led Zeppelin, Lou Reed,...en ik tekende en tekende en tekende, ik schilderde en schilderde en schilderde. Niet voor iets of iemand. Ik was weg. Het was absolute ontkenning. Het was vrijheid.
Daarna was de tijd terug.
U maakte zonet een mooie tekening van wat ik wilde schrijven.
BeantwoordenVerwijderenWat tekent u dat mooi!
BeantwoordenVerwijderen