De avond legt zich over de polder als een deken van stilte en duister. De merel zingt verder alsof hij het niet merkt. In het lage struikgewas gromt en snuift een egel. In de stallen stampt een paard tegen de deur om aandacht. Boerken gaat er langs en zegt 'ssssshhhjjjjt' en geeft wat hooi en wacht tot de ruin stil wordt. Hij wandelt naar buiten en kijkt over de polder. Straks hoort hij de uil die hier ergens jaagt en jongen heeft.
Hij kijkt door het raam van het Donker Kot waar Knorpot intens zit te praten met Dichter en Boerken is tevreden.
"Rare manier om iemand aan zijn lot over te laten. Die Knorpot zegt wel dat hij geen gevoelens heeft en dat hij die Droeve jongeling die dolend is, niet helpen wil en kan, maar ik zie iets anders. Iedereen staat in voor het eigen geluk, maar we helpen elkaar graag daarbij."
Boerken praat tegen de leegte van de polder.
De merel is gestopt met zingen. Ineens. Zonder waarschuwing. Het is heel stil even. De avond wordt nacht.
Het zwart van de nacht zwijgt in duizend klanken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten