De zon ligt om de aarde als een stevige hand die een nest maakt voor een bang vogeltje. We draaien mee met de zon als zonnebloemen en sluiten onze ogen en leggen ons hoofd achterover en we zoeken de juiste hoek om zoveel mogelijk stralen te vangen.
Een Suskewiet fluit zijn eentonig lied en eens je er op gaat letten, wordt het irritant. Het gras groeit maar je merkt het niet. Je rijdt het af, zittend op je rode grasmachine en een week later staat het alweer lang te wiegen in de wind en toch zie je het niet groeien. De Es lijkt ineens groen. Wanneer is dat zo gekomen?
De schaduw van de late middag vult langzaam de tuin en legt zich over het gras onder de Es en de Kastanjelaar en een weinig schuwe merel hupt zoekend tussen de grassprieten in het duister van de lommer.
Je proeft het woord lommer en het smaakt naar lang vergeten dagen.
Je mist de leeuweriken. Je vraagt je af waar die gebleven zijn. En je mist de blauwe korenblommen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten