Het zwart smaakt naar verbrande heide en geroosterde dennenwouden. In de zomer ga ik erheen. Ik laad een grote bruine papieren zak vol naalden. Thuis leg ik een laagje van die naalden een paar centimeter dik op het strandzand in de paardenpiste, in een hoek. Ik leg er mossels op en steek de droge naalden in brand. Het vuur is laaiend, kort en heftig. De mossels smaken zalig met heldere en erg koude witte wijn die naar bloesems smaakt. We eten ze met brood.
Het is nu winter.
In de zomer verdwaal ik op de heide. Ik slaap in het heidekruid. Ik ruik de dennen. Ik teken de berken met vet potlood op dik papier. Het zweet komt in straaltjes langs mijn rug omlaag. Ik voel elke druppel. Ik proef het zout op mijn lippen.
Het is winter nu.
In de zomer zwem ik in zee tot ik vlak voor de Engelse krijtrotsen verdrink omdat ik liever verzuip dan de overkant te bereiken. Ik beklim de K2 langs de Noordelijke route om er mijn naam te pissen in de sneeuw. In de zomer ga ik wandelen langs het strand. In de zomer voetbal ik met de zon. In de zomer slaap ik in mijn hangmat bengelend tussen hemel en aarde. In de zomer ben ik zoeter. In de zomer ben ik niet langer een nest mieren. In de zomer ben ik een grasveld. In de zomer schrijf ik over liefde en lust en leven. In de zomer landt mijn leven in mijn dromen.
Nu is het winter.
Nu is het avond.
Nu is het koud.
Nu.
Verzonden vanaf mijn BlackBerry®-toestel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten