Boerken zit buiten terwijl de nacht zich over de polder legt en de kleuren dempt tot zwart. Het is windstil en ook gewoon: stil.
In het kunstlicht van 4 verstralers op hoge palen, wordt een paard gelongeerd.
'Drrrrrrraffff', klinkt het en Boerken kijkt even op. Hij pikt de paardenstront uit de stal met een riek en keert de propere droge krullen langs buitenkanten naar binnen. Het dravende paard heeft er geen zin in. "Gaaaaaaaaalop".
'Kruisgalop', zegt iemand aan de kant, leunend op de houten omheining. Boerken gaat op een stoel zitten en kijkt naar het paard dat cirkels draait in wijzerzin. Als een klok die nu eens sneller gaat en dan weer traag en nukkig.
Rechts van hem tikt de elektrische installatie die stroomstoten op de draden zet. Dag en nacht. Een rood en een groen lampje tikken mee.
Boerken staat op en haalt water. Met twee emmers van 20 liter, schuivend en glijdend in de zompige modder, wandelt hij naar de verste weide om er de ton bij te vullen. Ver weg van de bescherming van de muren van de stallen, merkt hij een kille bries die langs zijn nek tussen zijn kleren glijdt.
Ergens fluisteren woorden die als kaarsen zijn in de nacht, flikkerend en bijna dovend in de bries.
Boerken hoort ze niet. Hij werkt, de muts diep over de oren en tot net boven de ogen. Hij werkt. Boerken is alleen met de polder en de nacht en de modder onder zijn voeten.
Er is alleen zwart.
Verzonden vanaf mijn BlackBerry®-toestel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten