vrijdag 26 juli 2013

Olijfboom

De zon schijnt maar schijn bedriegt en ik droom maar dromen zijn bedrog. De takken van de bomen raken de wolken en scheuren ze open als waren het de gespannen buiken van drachtige schapen die nu kermend bleek leeg regenen. Ik ben bang van de stemmen. Ik ben een donkerte.
Een oude olijfboom. Iets dat snel vergeten is. Even denken. Ik had iets waarmee ik het vergelijken kan, maar ik ben het alweer kwijt. Als ik de gedachte eens lang genoeg kon vansthouden om te begrijpen. Grijpen. Rijpen. Fluisteren. Luisteren. Ik ben een letter minder of meer. Slang. Lang. Zee. Zeer. Zever. Ever. Eer. Er. Ver. Veer. Veder. Verder. Verderf. Meer ben ik niet. En niets. Het is altijd mijn schuld. Je zag het. Ik zag het. 

Het gebeurde al lang geleden. Enkel de tijd moest er overheen. Het is niet eenvoudig. 

De regen trekt een dunne lijn over mijn gelaat en laat me achter. Achteloos veeg ik de regen weg die langs mijn kaken stroomt en mijn mondhoeken drukt. Mijn keel is droog en mijn mond smaakt vies. Ik moet dringend drinken. Ik waai. Van de dijk. Ik spoel in het water van de Trage Stroom en ben vergeten hoe zwemmen ging en adem water en ben geen vis en dan doet eerst iemand het licht uit en daarna wandel ik in het licht. Ik drink water uit een fles. Ik drink het leven. Het leven heeft me gedronken. 

Het is wachten. Ik ben wachtend. Ik wacht. Verwachten doe ik niet. Wie niet verwacht is dood, zegt de dokter en ik trek de schouders op. Te hoog want mijn kop rolt er af en ik zie hoe ik over mijn eigen stomme kop struikel.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Geen opmerkingen:

Een reactie posten