Boerken komt het Donker Kot binnen strompelen en vallen en steunend en zuchtend en vloekend en miljarend met het beetje adem dat hem rest ergens in zijn longen zegt hij als met een doodsreutel in de gekraakte stem dat hij de hele hoefslag van de piste heeft egaal gemaakt met de schop en dat zijn armen nu voelen alsof er kabels in zitten van dik gevlochten metaal die bij elke beweging trekken en schuren en brandend een weg banen doorheen zijn vermoeide spieren die voelen alsof er duizenden mieren aan vreten en slap en dik zijn tegelijkertijd en janken om zuurstof die zijn dikke bloed niet rondgepompt krijgt waardoor zijn hart bonst en davert en piept als een roestige stoomtrein die een te zware lading op snelheid probeert te houden op een langzame helling en zijn rug lijkt los te staan op zijn bekken en bij elke beweging raast de pijn door zijn ruggemerg dat van lava is en Boerken trekt de koelkast open en het vriesvak en zet de jeneverfles aan zijn mond en drinkt dan een slok en tolt met de ogen als een stervend paard.
Dichter kijkt hem aan en zegt geen woord en het Stille Meisje zet thee van jasmijn en snijdt een sinaasappel die helemaal uit China komt en de stilte is rustgevend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten