De tijden schuiven als wolken die donker zijn met een kille zilveren rand en die voor de maan van zilveren licht schuiven. Ik heb vandaag veel geschreven, zegt de Droeve Dichter, ik heb een brief geschreven en nog een. Ik moest het schrijven. Want anders zou ik gebarsten zijn. Er zaten te veel ongeschreven beelden in mij. Ik moest wel.
Het is kil buiten. Een strakke wind uit het Noorden glijdt over de polder als de zee over het strand. De Dichter is stil nu, want de woorden zijn op, even.
Er zijn veel dagen voorbij, zegt de Droeve Dichter. Er is een heel verhaal geschreven, zegt Droeve Dichter.
Buiten staan de paarden op de weide. De polder wordt donker. Het gras gaat van groen naar zwart. De hemel van blauw naar zwart. De bomen worden zwarte gedaantes die uit het zwart van de aarde groeien en in het zwart van de lucht haken, niet wanhopig. Ze klauwen. Zwart op zwart uit zwart.
En toch ben ik niet donker, zegt de Dichter. Ik ben wit en licht en ik slaap weer als de nacht daarom vraagt en ik zit weer onder de kastanje om naar de vogels te luisteren in de ochtend als de zon opkomt in het Oosten en ik zit op een stoel in de weides tussen de paarden van Boerken en ik kijk hoe de zon in het Westen rood kleurt en verdwijnt achter de einder en ik weet dat ze morgen er terug is.
Ik tel de wolken en besluit dat het er veel zijn. De wolken zijn donker als de nacht. De maan is een diepe put van zwart licht en ik tel de minuten tussen de woorden en het zijn er veel. Ik tel de woorden. Het zijn er veel. Ik tel niet langer. Ik zie de einder. Ik stap naar de horizon. Ik ga liggen in de polder. Ik kijk naar de hemel. De hemel is als zwarte inkt. Ik zwem in inkt. De trage stroom is een beek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten