Mijn geheugen
is
een emmer
die lekt
gebarsten
in de winter
de glazen kilte
in mijn botten
een tramspoor
tussen kasseien
van brood
blinkend van
snerpende
motregen
en dampend
in de eerste zon
mijn denken
zijn wilgen
van spinrag
mijn woorden
kwetteren
als mussen
tijdens
een zomeravond
in het doffe zand
in het zoete licht
van de late zon
die rood is
en
de hoeven
van mijn gedachten
daveren
over de vlakte
van
mijn geheugen
dat is
als
een bos
dat is gekapt
een kale heuvel
die wegspoelt
in de vette regen
ik ben
de modder
marsepein
die van helling glijdt
dampend
in de zoute zon.
De Zakenman leest op zijn smartphone wat De Droeve Dichter hem schrijft en nipt aan een Talisker in een kille bar in een kil hotel in een stad in een land en is er alleen, als steeds. En eenzaam.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten