's Morgens staat er ijs op de emmers en het gras is bedekt met een dun laagje wit ijs. Het gras lijkt wel te breken als je er op stapt. In de hemel tekenen zich brutaal de rechte lijnen van vliegtuigen kris kras door elkaar in geheimzinnige patronen, wit over diep donker blauw, want de nacht is nog niet verdwenen helemaal.
De merels en eksters, de lijsters, de botvinken, de mussen vullen het bosje langs de weides met lawaai en er staat geen wind.
In het oosten kleurt de dag eerst roze, daarna diep oranje, om in een gouden gloed te ontbranden net als de zon trillend verschijnt.
De vogels verstommen. De wereld wordt stil. Heel even.
Over de velden loopt iemand met hooi en eten. Het is ochtend en windstil en koud.
Later op de dag is het warmer, want de kille Noordenwind wordt opgevangen door de lange stallingen van Boerken en de muren vangen de zon uit het Zuiden en Knorpot is er met zijn Dochter en Dochter leert haar paard de voorbenen strekken op commando en Boerken en Dichter staan erop te kijken en ze drinken rode wijn met De Schepen aan de verweerde tafel die ze buiten hebben gedragen en ze babbelen over het weer en de politiek en het gevoel van zomer. En ze drinken wijn en babbelen erover, keuvelend en in alle rust. Uit de wind voelen ze de stralen van de zon die nu naar het Zuiden glijdt en steeds hoger boven de horizon staat.
Dochter snijdt een wortel in schijfjes en zegt een bevel en tikt heel zacht met een lange zweep tegen de rechterflank van het paard en het paard strekt haar rechterbeen gestrekt voorwaarts en krijgt een beloning. Dichter staat te kijken, leunend tegen de omheining, een glas wijn in de hand en grijnzend.
Boerken komt erbij staan en die heeft zijn rode wijn al lang geruild voor jenever en Dichter denkt dat Boerken nu smalend iets negatiefs zal zeggen en Boerken denkt dat Dichter nu smalend iets negatiefs zal zeggen en ze zeggen allebei niets en wachten op elkaar en op niets en de zon passeert de middag. Zakenman rijdt met zijn blitse auto het erf op en het Stille Meisje stapt ook uit en Dichter wordt donker en Boerken wordt nors en even later zitten ze allemaal rond de tafel en ze luisteren niet naar elkaars verhalen, maar naar het ruisen van de zee en het spreken van het duingras en ze kijken niet naar de tuin, de bomen en de velden, maar ze maken lange tochten langs brede rivieren die traag stromen, diep, hoog en wild en ze stappen tegen de wind in langs grijze stranden in de winter.
De avond valt en een dag wordt een avond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten