De Droeve Dichter zit aan de tafel in het kot dat hij vannacht weer zwart heeft geverfd en weer zijn donker kot kan noemen en schrijft een boodschap en doet die in een fles.
"De tijd smelt en wordt vloeibaar als los zand en loopt langs mijn vingers weg net als de dromen die ik koester vervliegen. Ik heb afgeleerd om te knijpen. Ik heb afgeleerd om elke dag te kijken naar het zand dat is weggegleden. Ik heb geleerd om te kijken naar de korrels die er zijn gebleven. Nu en dan. En me blij te maken daarmee.
Er is iets veranderd. Ik knijp niet meer. Er is niets veranderd. In mijn hand zit steeds minder zand en het loopt nog steeds weg. Ik kijk in mijn hand en kan de korrels bijna tellen. En dan houdt het weglopen op. Want de paar korrels kleven in mijn palmen. Ik tel ze. Geduldig. Wat moet ik."
De Droeve Dichter leest en herleest en weet dat hij telt als de kraaien: 1,2, veel.
In de polders is het warm in de late zomer. De zon brandt de wolken weg.
"Met de wolken is ook zij verdwenen", denkt de Droeve en hij stopt de boodschap in de lege wijnfles en gaat weer diep in zijn donker kot slapen. De dagen slepen zich kreupel voorbij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten