woensdag 14 september 2011

Een Oude Knorpot filosofeert een steen.

"Wat doet een mens zo bij het vuur 's avonds met goed eten en een
glaske wijn en nog niet zat genoeg om te broebelen? Juist:
filosoferen. En dat gaat ik eens doen zie.
Laat ik beginnen bij de keuze of een mens het harnas van het cynisme
moet dragen of niet. Dat is geen keuze. Als ge het draagt weet ge dat
het pijn doet maar voelt ge het niet en als ge het niet draagt kan het
serieus zeer gaan doen. Maar als ge het harnas draagt kent ge het
verschil niet meer tussen pijn en geen-pijn en is alles gelijk en
zwart en gallig. En als ge geen harnas draagt weet ge ook hoe het is
zonder pijn. Al waren er momenten in mijn leven met weinig pijnloze
momenten zo in de eerste jaren zonder harnas en daarom draag ik het
terug. Het is geen keuze eigenlijk.
Iemand zoals gij, Meiske, vroeg me het harnas af te leggen omdat ik
een schoon mens was onder dat harnas maar ik vraag me af of ik een
schoon mens bleef eens ik altijd maar pijn had en jankte en kermde. Ge
hebt vandaag zelf gezegd, Stil Luidruchtig Meiske van de Zee, dat ge
het gejank van de dichter niet aanhoren kunt voor langer dan de paar
uur dat het lief is en gevoelig en misschien zelfs uzelf helpt, maar
daarna zuigt het aan uw lijf en uw geest en uw energie en gaat ge
liever de wijde wereld in. En met het harnas om wilt ge de zachte mens
eronder ontdekken en hem zijn harnas laten afleggen. Lastig. Zowel
voor hem als voor u, maar ik had het niet over u want ik ken u niet,
Meiske. Kent iemand u eigenlijk?
En dan is er de herinnering. De memorie. Elke steek, elke sneer, elke
pijl die u treft en raakt en in uw snijdt en kerft en ontsteekt, kunt
ge u herinneren en omdat dat niet te harden is gaat ge vergeten, gaat
ge de pijn wegsteken diep in uw lijf ergens waar dat ge het vergeet,
hoopt ge. Maar dat lukt maar niet want het noodlot schijnt in cirkels
te komen en te handelen en zo botst ge voortdurend met uwe stomme kop
tegen de resten die het verleden heeft achter gelaten en omdat alles
in cirkelkes gaat botst ge er tegen vroeg of laat en voelt de ge pijn
terug. Ge vergeet iets of wilt het vergeten door er niet aan te denken en
ineens toont er u iemand foto's, in alle onschuld, of iets anders, of
vertelt u iets,  waar precies op staat of wat precies vertelt wat ge u
nog niet eens had willen voorstellen en zeker niet had willen zien of
horen en dan denkt ge ok, niet zo erg en dan wandelt ge den hoek om en
botst ge per malheur op iemand die op diene foto staat of die in dat
verhaalke zit die of dat ge vergeten wou en ge vloekt en jankt en
trekt uw harnas aan en ge wordt koud en kil en sarcastisch en knorrig
en oud.
Neen, Meiske, gij zijt vrij en vrolijk en daarom sterk en gij hebt
daar geen last van en gij Boerken, hebt alleen last van uwe rug soms
en heel soms van een jeneverkater, maar meestal hebt ge nergens last
van. En nu ga ik een Duvel drinken en daarna ga ik eens goed slapen
zie en efkes mijn sarcastisch bijtend harnas uitdoen want tegen de
demonen in mijn dromen helpt niks."
Boerken stookt in het vuur en het Uitbundige Meisje zwijgt en wou dat
ze iets zeggen kon dat helpen zou.

En Knorpot, die wel voelt dat hij door het donker en het vuur en de zee en de duinen en de rode wijn flink overdreven heeft, probeert nu te lachen en te grappen en het Meisje tracht te helpen, maar het lukt hen niet en ze gaan alledrie slapen met een steen op de maag onder de volle maan bij de zee.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten