zondag 4 september 2011

Over de vleugels van een engel

Het is vandaag zo'n dag waarop regen en zon in snel tempo elkaar afwisselen met de wind die de wolken aanvoert als ringmeester, maar Knorpot en Boerken merken het amper, want ze zijn binnen aan de slag met borstels en rollen en dikke witte verf om het donker kot van de Droeve Dichter wit te verven, nu die er niet is. 
Ze werken gestaag door en spreken weinig woorden en nu en dan maken ze koffie en gaan even in de tuin zitten onder de eik, of ze zitten voor het raam en kijken naar de regen die als een dikke sluier over de tuin ligt. Het donker kot is klein en ze schieten snel op.

De Droeve Dichter is deze ochtend vertrokken, zag de Knorpot. Al vroeg verliet hij de tuin en stapte hij de  polders in achter de dijken van de trage rivier die meanderend door dit land stroomt vanaf de kleine bron tot de zee in het noorden. Knorpot zag hem verdwijnen tussen de wilgen die langs de weides staan en Boerken, die verderop met de tractor reed zag hem de dijk op wandelen in de richting van de zee. In de striemende regen.

Boerken en Knorpot zetten de 4de muur in het wit en kijken naar het witte plafond en het licht vult de kamer door de vuile venster op de wereld en daarna gaan ze tevreden aan de kromme tafel zitten en ze drinken een laatste koffie.

De Strakke Zakenman komt langs en vraagt naar de Droeve Dichter en naar het Stille Meisje en gaat leunen tegen de muur en stapt daarna weer buiten met een witte vlekken op de rug waar zijn schouders zijn en het lijken de twee vleugels van een engel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten