Boerken zit in een hoek van de kamer afwezig te zijn en verdwenen in zijn kiespijn die hem opslorpt als een zwart gat dat tijd en ruimte en massa en licht en energie opvreet en Stil Meisje heeft zich voorgenomen om met hem te babbelen, straks, maar de aanblik van de in elkaar gedoken gestalte en de aura van de pijn schrikken haar af en ze denkt 'straks' en daarna niet meer en ze is Boerken vergeten en zijn pijn waarover ze praten wou is verdwenen in haar leven en als Boerken even later zich wat beter voelt en over het weer begint, dat koud blijft waardoor het gras niet groeit, maar dat die eerste zom deugd deed vandaag, praat ze vrolijk mee en als Boerken dan klagend zaagt dat die lange trieste winter weegt op zijn gemoed en hem donker en zwaarmoedig maakt, sluipt ze stil naar buiten en laat hem achter in zijn nest van zelfbeklag.
Buiten wenkt de polder in de zon en achter de dijk fluistert de Trage Stroom haar woorden toe die spreken van de Zee en de Hemel en de vrijheid en ruimte en ze haalt diep adem en spreidt de armen en zweeft weg, traag en stil en onmerkbaar.
Dichter ziet haar zweven en wil roepen, maar zwijgt en denkt dat het beter is zo en staart haar na als ze de polder uit glijdt langs de populieren en de wilgen. Hij probeert haar te vangen in woorden, maar ze laat zich niet vangen.
Daarna glijdt de avond voor de zon en met het donker wijkt de fragiele warmte die even over de velden hing en de kou is scherp en snijdend.
In het Donker Kot zit Dichter schrijvend aan de tafel bij een beetje licht en Boerken zuipt jenever tegen de pijn en twijfelt wat het meeste pijn doet.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten