In de hangmat in de lentezon om kwart na vier ligt Knorpot te soezen in de beige witte hangmat tussen de paarden en de oude stompen van wat ooit wilgen waren. Hij laat de zon branden en sluit de ogen om te vallen in het zwart dat er achter schuilt in zijn hoofd waar het regent en hagelt en bliksemt als steeds en waar de storm enkel wijkt voor de grijze mistige ochtenden. In de hangmat wiegt hij op de onregelmatigheid van de tijd en zijn bestaan daarin.
De zon glijdt van Zuid naar West en neigt weer naar de horizon. De hemel is helder. Een merel zingt een lied dat klinkt naar brons en de wind is schraal en mild tegelijkertijd en het zwart achter zijn ogen is vloeibare inkt. Het gras onder zich is fris groen en hij ziet het niet met de ogen gesloten en de zon legt een gloed over zijn huid en hij legt zich te slapen tegen de binnenzijde van zijn vel en vangt de warmte.
Tussen de grassprieten priemen kleine witte bloemen als fijne sneeuwvlokjes. Deze ochtend waren ze er nog niet. Het is halfvijf. De tijd aarzelt en slentert struikelend en zoekend.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten