Dichter legt zijn linkerhand even op haar achterhoofd en zoekt zijn weg tot bij haar voorhoofd en kust het en zegt haar voorzichtig te zijn. Het is stil en duister in het Donker Kot en de avond nestelt zich voorzichtig en ongemerkt in de polder, Een merel verborgen ergens in een boom, zing zijn lied in het laatste licht dat langs de hemel zich nog even toont in rozige wolkjes.
Dichter praat over kinderen en hoe die beginnen te spelen, niet met een doel, maar om het spelen zelf en hoe hun spel uitwaaiert en uitdeint en krimpt en dichtplooit en dat er geen vaste regels zijn en geen wetten in hun spel dat alle kanten uit kan. Dat kinderen er niet bij nadenken. Er in stappen en er uit. Onvoorwaardelijk. Niet gevangen in welk universum ook, en helemaal bevlogen door het universum dat ze zelf scheppen, spelend. En Dichter zegt dat zij net zo is.
"Bedoel je dat ik een kind ben?" vraagt ze schalks en Dichter zegt dat hij dat weet. "Toon de mensen je vleugels nooit, Elfje", zegt hij, "want weinig mensen weten hoe ze met je moeten omgaan en met je vleugels. Hou ze stil en verborgen. Wees voorzichtig,"
"Ik hou er niet van binnen de lijntjes te kleuren en ook niet erbuiten", zegt hij ineens, "Jij hebt geen lijntjes. Je bent een wit blad." Daarna zweeft ze weg.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Ik hou niet v lijntjes.
BeantwoordenVerwijderen