O ik schrijf nog steeds van tijd tot tijd
met die blauwe afgebeten bic
Mijn zinnen schrijven nog steeds je naam
vind je dat vreemd?
Heb je ze gevonden, daar in die nieuwe wereld,
je eigen kleur?
Heb je het er koud?
Ben je bang, soms?
Je zei dat alles slijt
Wat heb je dat fout
Ja, ik komt nog wel eens aan zee
Maar ik wandel niet tot op het strand
Onze naam staat er in het zand, ik weet waar
Maar het doet te veel zeer
Ze wandelen op het strand, naar de horizon. Niet hand in hand, maar naast elkaar. Zij praat en hij is stil. Zij vertelt en hij luistert. De horizon komt langzaam dichterbij. Een oude stapschoen knapt open en hij kijkt de oude schoenen aan en trekt ze beide uit, lachend en haalt de veters weg en laat ze achter, naast elkaar, bij de paaltjes van de golbreker in de zon op het zand dat door de zee vlak is getrokken en hard. Hij wandelt blootvoets verder. De duinen zijn hoog. De strandhuisjes staan in een rij tegen de duinen en zijn kleurig. Als de horizon dichterbij komt en de zon het strand oplicht, worden de duinen alsmaar lager en wijkt de zee om een landtong. Ze schrijven lange zinnen in de lucht en drinken koffie op een terras terwijl een trage boot dichtbij voorbij glijdt. Ze kijken in elkaars ogen. Hun verhalen eindigen niet. De zee luistert.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten