Zakenman reed met zijn auto over de lange brug over de brede rivier vlakbij de Noordelijke Zee. Het stormde heftig en de wind leek soms sterk genoeg om hem met auto en al van de brug te lichten als een blad in de herfst gejaagd door een hevige bries. De lucht was diepgrijs over een blauwe en groene ondergrond en het donkerpaarse water van de rivier golfde en kolkte alsof het kokend was. Zakenman vroeg zich af of hij wel verder rijden moest naar de stad aan twee zijden van een brede stroom daar verderop in het Noorden. De wegen in de polders waren recht en leeg en de regen geselde de grasvelden en sloeg het graan plat en rukte bomen aan flarden zodat overal afgerukte takken over het asfalt lagen en hij hier en daar moest slalommen. Het noodweer gleed verder naar het Noorden en het leek hem te achtervolgen.
Hij reed de stad binnen over een hoge brug, kijkend op de torens die zwart zagen onder de donkere hemel en gehuld in hevige regen en de wind rukte aan het stuur van zijn auto en duwde en sleurde aan het koetswerk. In de lanen langs de brede rivier stonden centimeters water dat nergens afgevoerd raakte en de regen was zo hevig en de wind zo krachtig, dat het leek alsof het horizontaal regende met de kracht van een brandweerslang.
Hij parkeerde zijn veel te grote en hoge pickup vlakbij het hotel en begreep al snel dat wachten geen zin had en nog voor hij helemaal uit de cabine geklommen was, werd hij zeiknat gestraald aan zijn linkerzijde en spoelde de storm plassen op de passagierszetel. Hij checkte in, druipend van de regen en met een plas onder zijn voeten en de hotelbediende begreep zijn grapjes niet.
Hij ging naar boven, rillend van de kou, deed zijn pak en hemd uit en ging in short op de vensterbank zitten om de storm te bekijken, 7 hoog boven de kolkende rivier en de brug met de zwanenhals.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten