Dichter was die avond beginnen stappen.
Eerst was hij doorheen de tuin gestapt, wankel en onzeker als een dronkeman en getroffen door wat hij net ontdekt had. Hij kon het niet omschrijven en deed niet eens moeite om er woorden voor te vinden, maar het sneed scherp zijn ziel aan flarden als rauw vlees bij elke ademstoot, bij elke hartslag en bij elke gedachte in zijn hoofd dat voelde als een vulkaan vol kokende lava waarvan de prop bijna loskomt onder de immense druk. Hij wandelde door de tuin onder de Es en de Kastanjelaar in de hoop dat het duister en de lichte regen de pijn zouden wegnemen die voelde als een gloeiende kei en hem leek te schroeien van binnenuit, maar dat gebeurde niet. De pijn bleef. In het oranje licht dat vanuit de ramen van het Donker Kot vierkante lichtvlekken over het gazon legde, stond hij een poos voor zich uit te staren en hij proefde de woorden waarmee ze zich had willen verantwoorden en verdedigen en hij voelde tranen over zijn holle wangen lopen, traag en kil en hij wist dat hij haar woorden nooit begrijpen zou en dus meer vergeten kon.
Hij was beginnen stappen en was blijven stappen. Een nacht lang had hij over de dijken gestapt. De nacht was donker geweest en maanloos en de wereld leek wel uitgestorven. Een keer was een hond blaffend en grommend op hem afgekomen en hij voelde geen angst, en hoopte dat de hond hem bij de keel zou grijpen, zodat hij dood kon gaan. Nog voor de hond dicht genoeg bij hem was om te kunnen toeslaan, draaide hij zich om, de armen open en het hoofd geheven. De hond was jankend van angst weg gerend en hij had zijn eindeloze stappen door de nacht verder gezet. Hij werd niet moe en hij kreeg geen blaren op de voeten.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten