In de luwte van de windschaduw van de golfbreker, met de rug tegen het opgewaaide witbeige droge zand dat koud is, zit Knorpot met de ogen dicht en de ziel open en zijn huid tintelt van de zon en verkruimeld als oud papier. Hij verdwijnt van de wereld en glipt tussen de dimensies van tijd en ruimte tot een niets. In zijn oren dreunt in een niet aflatende lome bass met een riedeltje piano, Massive Attack en de slaap is een deken. Rechts van hem schreewt de zee bulderend en ontembaar. Links van hem fluisteren de duinen en kreunt het binnenland zeurderig. De geluiden verdwijnen en de zee en de hemel en het strand en het koude zand en Knorpot wordt schaduw en ontastbaar. Hij schuwt het licht. Zijn huid is van weerbarstig leder. Hij proeft het zout op zijn lippen. Knorpot is de meeuwen in de lucht. Knorpot is de slaap en het wekken. Hij is een zuil van zand en zout. Hij is een zak klotsend water. Hij heeft honger en de kilte dringt in zijn botten. De zon kan zijn bloed niet warmen. Hij is een reptiel. Hij is marmer.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten