Dichter droomt zich een trage rivier met lage dijken in een brede en groene polder. Hij zit naast Stil Meisje bij het water in plooibare stoeltjes en als hij 'plooistoelkes' zegt, proest ze van het lachen. Ze drinken champagne uit plastieken coupjes die hij in zijn rugzak heeft meegebracht. Ze praten en dromen in de droom en de brede rivier neemt hun woorden mee en hun beelden en dromen over groene bergen en eeuwige dagen en een gedroomd bestaan zonder zorgen. Hij kijkt in haar ogen die de kleur hebben van het water en de zon streelt haar gelaat en warmt zijn lijf, zijn spieren en bloed en hij is loom en dromerig in de droom. Hij legt zijn hand om haar onderarm en het voelt als thuis komen na een lange reis. Niets zal de droom openbreken. Ze kunnen hier eeuwig blijven. De droom zal hen koesteren en zij de droom. De zon buigt naar het Westen en uit het Oosten blaast een schrale wind langs de rivier. Meisje neemt een extra trui en Dichter legt zijn arm om haar en kust haar op het voorhoofd. In een droom vallen zij stil in slaap en dromen van brede rivieren en groene polders en van eeuwigheid. In een droom fluistert Dichter: "Laten we dit schrijven in woorden die nooit gewist worden, want dan zullen we woord worden in de droom en eeuwig gedroomd worden." Meisje knikt.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten