"Ben je dan nooit bang", vraagt Dichter, liggend in het gras, aan Stil Meisje die naast hem staat en kijkt naar het Oosten met de avondzon oranje tussen de vleugels op haar rug die niemand ziet, behalve Dichter en Knorpot, als twee zijdes van eenzelfde munt, "bang dat ik je vergeten zou als je weg bent naar Zee voor dagen soms of weken of maanden?"
Dichter wacht, maar Meisje zwijgt en in haar stilte praat hij verder, om ze te vullen want ze snijdt in zijn ziel als een scherp en gekarteld mes. "Ik ben dan bang. Bang dat je mij vergeet, de dichter die je kent in de stille vergeten polder, langs de Trage Stroom. Dat je me eerste een paar uur vergeet. Daarna een paar dagen. Daarna een paar maanden. En daarna ben ik verdwenen. Je bent de polder vergeten en de rivier en de meanderende bochten en de dichter die daar woont en naast wie je nu staat en die naar je kijkt en die weet dat je vleugels hebt daar op je rug."
Meisje zwijgt nog even en zegt dan dat zij niet vergeet wat ze draagt daar waar haar hart en ziel elkaar raken. "Daar sta jij geschreven, Dichter. Hoe kan ik jou vergeten? Je bent nooit weg. Je kan alleen vergeten wat niet bij je is. Je bent in elke hartslag en elke vleugelslag van mijn ziel en in elke adem van mijn lijf."
Dichter reikt met zijn rechterhand en omsluit haar tere enkel en kijkt hoe haar naakte voeten en tenen in de aarde staan en tussen het gras dat groen groeit in de late lentezon en even zakt de storm.
"Ik heb geen vleugels", zegt zij stil en hij glimlacht en kijkt hoe zij ze openplooit.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten