Dauwdruppels in lage zon. Vroege zon. Een hemel. Blauw. Licht. Als papier. Dun. Lange schaduwen. Zacht en weifelend. Licht in de dauw. Sprankel. Flits. Daarna de wind. Onmerkbaar bijna. Uit het Oosten. Droog en wolkenloos. Lijkt op woordenloos.
Twee zielen. Ze denken dat ze een zijn. Dat is een gedachte. Een mooie gedachte. Een van hoop. Een van stilte. Niemand spreekt. Ze zitten naast elkaar en tussen hen in hun zielen, hand in hand. Als zij. Onder hen een vallei. Onder hen in de diepte een rivier die in een hoefijzer een graftombe schrijft van aarde en bomen. De zon streelt de toppen. Het graf is schaduw. De rivier is een u van zwarte inkt. De stilte is van steen.
Het is kil.
'Het gras is nat aan mijn blote voeten' zegt hij. Hij draagt sandalen. Zij heeft stevige schoenen. Met veters. De zon warmt de flank waarop ze staan en ergens in de diepte van de vallei zijn ze vertrokken in de vroege ochtend.
De sandelen zijn nat. Zijn voeten blinken. Dauw. Het gras ruist niet. De stilte is van steen. Beneden is de rivier van graniet.
Later die dag. Een sprong. Tijd. In de tijd.
De hitte verpulvert de aarde. Ze trekt haar schoenen uit. Hij spreidt de dekens. De rivier is breed en ondiep en modderig. Hoog boven hen het kasteel. Lang en smal. Hoog. In een U van water gevangen.
"Dat ze van hier vertrokken", zegt hij, "Vanaf deze plek, langs de rivier? Helemaal naar het ZuidOosten. Een mens kan het zich niet voorstellen. Hoeveel generaties is dat geleden?"
De zon smelt hun lijf. Hun vel schroeit. Ze zweten. Hij wil haar zweet proeven, maar raakt haar enkel even aan. Haar huid voelt koel en lichtjes vochtig. Vertrouwd.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten