Dichter zit als een standbeeld van zacht blank hout dat nog warm is van het leven aan de verweerde tafel met in zijn rechterhand een zwart potlood en met zijn linkerarm rustend omheen een wit en onbeschreven blad, starend naar buiten waar het grijs en waar Boerken bezig is op de weides met iets onduidelijks en waar Knorpot geknield als een biddende ouderling onkruid wiedt, allebei gekleed als was het winter. Hij schrijft niet en eigenlijk ziet hij het tafereel ook niet. Hij is verdwenen in een wormgat dat hem meezuigt naar andere plaatsen en tijden. Zijn lijf is moe. Zijn geest is dun en droog.
De dagen zijn lang. Grijs. Kil als in de late herfst, als de winter de laatste restjes warmte inpikt. Diezelfde ongenadige winter wil dit jaar haar greep om de lente maar niet lossen. Dichter denkt niet. Dichter is niet. Dichter is leegte.
In de keuken rommelt Stil Meisje met potten en pannen en glazen en bestek. Ze zet thee en komt dan bij Dichter zitten en ze staart mee naar buiten waar Knorpot en Boerken in het schrale licht hun werk doen als donkere schaduwen zonder zon.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten