Hij leeft nog. Achter hem branden steden en kermen mensen en huilen kinderen. De velden zijn verwilderd en alle bomen zijn gekapt. De dieren zijn gevlucht en de oogst is venietigd. Achter hem is de woestijn. Achter hem is het zwartste uur van de mensheid. Hij leeft nog. Hij ruikt de rook. Hij proeft de angst. Niet zijn angst.
Het was een van die dagen. Blind stapte hij verder. Zielloos hakkend en kappend met mes en bijl. De bijl is zwaar. Zijn handen zitten vol blaren en de pezen in zijn voorarmen schuren als in zand. De spieren in zijn armen janken. Ze willen rust. Hij ruikt zweet en hij ademt de angst van anderen. Ben ik een spook? denkt hij. Een zwarte schaduw. Een schim.
Hij kijkt om en ziet zichzelf. Het waren hondsdagen. De hemel loodzwaar. De wind bevroren. De lucht zwaar als water. Hij hapt. Zijn longen verdrinken.
Het was een van die dagen. Daarna werd het rustig.
"Wat schrijft gij toch allemaal?" vraagt Boerken, "en over wie schrijft ge eigenlijk?"
Dichter haalt de schouders op en zegt dat het gewoon woorden zijn die uit hem gulpen als vanzelf.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Dichter haalt de schouders op en zegt dat het gewoon woorden zijn die uit hem gulpen als vanzelf.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten