"Weet je waarom ze me een Knorpot noemen?" vraagt Knorpot.
Niemand vraagt wat. Of zegt wat. De stilte hangt als dansende muggen onder de bomen in de late zon.
"Ik hou van optimisten. Begrijp me niet verkeerd. Ze gaan huppelend door het leven en hebben de gave om de beren op de weg niet te zien of te willen zien en het verleden te vergeten en zich over morgen geen zorgen te maken. Het zijn vrolijke mensen en meestal goed gezelschap. Maar ze zijn blind. Ze hebben mensen als ik nodig, die hun ogen zijn. Die het verleden niet vergeten en er lessen uit trekken. Die de beren op de weg zien en proberen ze te vermijden. Die nadenken over de toekomst en die verhinderen dat de blinden verloren lopen, of in een doodlopende straat eindigen, in putten lopen, in berenklemmen strerven, tegen een betonnen muur aaanknallen...In vroeger tijden zat de troep rond het vuur en ze dronken vuurwater van fruit en werden vrolijk dronken. Jij, Dichter, was hun verteller en je vertelde de Grote Verhalen en daarna ging je, net als ik, weg van het vuur zitten. In de stilte, in de kou en het donker, elk aan onze kant, stil en speurend. We zouden de omgeving scannen op gevaren uit het donker, sluipend omheen het vuur. We zouden de troep observeren, geamuseerd grijnzend. We zouden de troep beschermen. De optimisten. De blinden. Die zonder ons het gevaar nooit zouden zien aankomen. Misschien zouden we elke avond waken en speuren en we zouden nooit meedoen met de troep, en misschien zou er geen enkele avond gevaar opduiken en lachen de optimisten ons uit. Het kan ons niet deren, Dichter. Het is ons lot. We zijn de Verteller, de Ziener, de Speurder, de Waker, de Knorpot, de Pessimist, de Cynicus... Het is ons lot."
Dichter kijkt even op en schrijft verder.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Thank you Sugar Man.
BeantwoordenVerwijderen