Het zand van het strand is nat van de regen. Enkel het bovenste laagje is bleker. Het is dun. Daaronder is het zand koud en nat en donker. Op dat zand zit Dichter en het kille vocht maakt zijn kleren nat en zijn lijf kil.
Boven zee zijn de wolken woelig en gejaagd en ze klimmen hoog. De zee is donkergrijs en de gloven spatten open in wit schuim.
Dichter is zonder woorden en die schreeuwt hij tegen de zee die niets zegt en grommend zwijgt, bulderend niet spreekt.
Dichter schrijft dit niet:
De jongen zit gehurkt tegen de golfbreker aan zee onder de wilde wolken en de zee is koud en vijandig. Jongen praat tegen de zee als tegen het Meisje van de Zee dat hem vroeger brieven achter liet op het strand, waarin ze de stenen wikkelde die hij had gezocht en waarin ze woorden schreef over hoop en liefde en vreugde en verdriet en angst en moed en alles wat ze droomde. De zee is zonder woorden en het Meisje hoort hem niet en spreekt niet terug. Veel zegt hij niet. Hij vraagt om gehoord te worden, meer vraagt hij niet meer. Zijn verhaal is verpulvert tot de drang het verhaal te kunnen vertellen.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten