zaterdag 23 juni 2012

1925

Ik wandel door de velden. De wegeltjes tussen de weides kronkelen en draaien en keren volgens een bizar patroon dat is ontstaan door vele eeuwen verkavelen van gronden en weides.

Op een van de weides schept een oudere, krommige man met stug wit haar en een donkerrode huid die zich in diepe plooien om zijn schedel legt, paardenstront in emmertjes om die dan aan het stuur te hangen van een zwarte roestige damesfiets, er wankelend mee naar huis te fietsen en er zijn tuin mee te verrijken.

"Ik ben van '25, m'neer", zegt hij en daar voegt hij aan toe, zodat ik niet hoef te rekenen, dat hij dus 87 is. Wat is dat, 87 jaar oud zijn? Hoe is dat? Schat ik hem jonger? Vanaf een bepaalde leeftijd hebben mensen er geen meer. Rond hem hangt de vorige eeuw en zelfs die daarvoor is in zijn doen en laten vervlochten. Hij fietst naar huis en ik kijk hem na. Links een gele en rechts een lichtgroene emmer en op de bagagedrager een beige zak met mest. Onder de 'snelbinder' vastgesnoerd.

En zo waaien me woorden uit mijn jeugd tegemoet, want mijn weide is een 'meis' en zijn fiets een 'velo' en het stuur een 'gedong' waaraan hij zijn 'iejmers' hangt. Ik voel enige weemoed. Ik mis de leeuweriken die tot de zon stegen. Ik mis de geur van koren.

Het regent en het manneke is verdwenen. Hij lijkt op een overgroeide kabouter zonder baard, denk ik. Met zijn ogen waaruit de kleur is verdwenen, zijn huid van dik oud leder, zijn rooie kleur en dat stugge witte haar. Hoe zou het zijn om in 1925 geboren te zijn? Ik heb er geen idee van.

Ik kijk op mijn horloge en zie dat het bijna 6 uur is. Het is zondag. De wereld slaapt nog. Het manneke gaat straks naar de kerk, denk ik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten