vrijdag 1 juni 2012

Eenzaam


Boerken zit tegen de grond in de weides waar de roeken en de kraaien en de eksters zich met elkaar meten om uit te maken wie het slechtste karakter heeft en het lijken wel mensen.

Tegen de grond zittend bekijkt Boerken de wereld van onderen af en lijken de dingen groter en machtiger en zelfs mooier. En is het gras dichterbij. Boerken strekt de vingers en voelt het kille, strakke stevige gras dat licht vettig voelt.

Langs de grond scheert een kille wind die de vochtigheid van de grond opzuigt en zich dan komt nestelen rond je lijf als een kille slang die langs je rug omhoog kruipt.

Boerken denkt over het hier en nu en over het leven aan de andere zijde van de trage stroom. Hoe mensen er hun leven leiden en vergeten de stroom over te steken. Eerst vergeten ze het nu en dan. Daarna verschijnen ze slechts nu en dan en kijken ze verwonderd als je hen vraagt waarom ze nog zelden komen, want zo beleven ze het niet. En dan komt er een dag waarop ze de stroom niet meer oversteken, nooit meer.

Later kan je je niet herinneren wanneer je ze het laatst zag. En ze zullen nooit beseft hebben dat het hun laatste bezoek was aan deze zijde van de stroom. Boerken denkt zulke dingen en kijkt bitter omhoog vanaf de grond.

De kruinen van de populieren zijn diegroen en vol en de dikke hartvormige bladeren ruisen luid in de avondwind. Merels fluiten, eksters krassen, vinken zingen elk hun lied.

Boerken zit en staart en kijkt bitter.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten