Dichter gaat buiten in de regen staan en Knorpot komt erbij en staat te grommen en te brommen en Dichter zegt dat hij niet zo moet zeiken en Knorpot zegt dat dat precies het soort regen is dat nu valt: zeikende regen. Boerken, die is komen aanwandelen vanuit de polder trekt de schouder op en zegt dat dit geen zeikende regen is en dat ze niet zo moeten zeveren over de regen, want dat regen regen is. De ene keer veel en een andere keer weinig. Dichter lacht en spreidt alweer de armen als een reiger die wil opstijgen en hij zegt dat Boerken gelijk heeft en geen gelijk, want dat regen en regen iets anders is en dat dit inderdaad zeverende regen is.
Boerken stapt boos weg en Knorpot steeks grommelend de straat over en de zeverende regen houdt op. Dichter legt zich op de rug in het ladderzatte gras.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten