vrijdag 15 juni 2012

Diepe polder





Boerken en Knorpot en Dichter zijn net bij de woeste weide in de diepe polder toegekomen
als Grijze Filosoof en het Stille Meisje over de weg komen aangewandeld. Ze praten.

De weg is recht en vergeten. Een vergeten weg. Doorheen de velden. Een kasseiweg in originele staat. Een die in Parijs-Roubaix niet zo misstaan. Bol. Hobbelig en gedeukt. Glibberig en modderig naar de kant toe. Hier en daar een plas. Gras groeit tussen de stenen.

Over die vergeten weg die tussen de weides loopt, komen Filosoof en Meisje aanwandelen en ze praten stil en ingetogen. In hun ogen zweven eeuwen voorbij.

Boerken gort de bosmaaier om en gaat het meter hoge onkruid te lijf. De benzinemotor ronkt en de biobrandstof ruikt zoeterig. De motor huilt en het onkruid valt en sneuvelt als soldaten in de eerste wereldoorlog.
Knorpot en Dichter proberen een vervallen stal min of meer op te lappen maar zien kop noch staart en lopen een beetje doelloos heen en weer en als Dichter emmers vind en wil uitgieten komt uit een emmer een onhoudbare stank van rotting en Dichter moet kokhalzen. Een keer, twee keer en dan gulpt zijn verse eten naar buiten en kotst hij het in het gras, voorover gebogen en met heftige spasmes.

Meisje en Filosoof praten over kinderen en genezing en recht en onrecht en verantwoordelijkheden en wandelen verder de diepe polder in, waar de wegen en weides verlaten zijn en vergeten en verwaarloosd. Waar het gras en onkruid hoog staat en waar de grond zompig is en stinkt naar rottende bladeren en waar schaduw is en duister en waar de vogels zich schuil houden ver van mensen.

In het duister van de diepe polder verdwijnen Filosoof en Meisje in de schaduw en het donker en de stilte.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten