vrijdag 8 juni 2012

Pizza





De wind waait vanuit het droge oosten en landt in de polder, hevig en bruut. De bomen buigen en de struiken strijken de grond en takken breken. De wind is onvermoeibaar. De hemel is helder en bijna wit als melk in het Westen.
In de polder staat een roze flamingo op een poot in een ondiepe beek. Het riet is diepgroen en het water van de beek lijkt wel van inkt. De wind blaast hevig en de flamingo staat bewegingloos en staart naar het wateroppervlak.
Door de hemel klieft een komeet met lange brandende staart en de rook ruikt naar brandend aardappelloof. De komeet raast door de atmosfeer bulderend als duizend donderslagen tegelijkertijd en de aarde beeft en barst zo dadelijk open.
Over de hoge dijk waar de populieren met brandend kruin in een rij staan, blakerend, stapt traag en loom en hooghartig een ijsbeer met vos-witte vacht van bloed en modder en stront. Hij is mager en eet geen roze vogels.
In de hemel staat een woord geschreven maar niemand leest het en het verdwijnt.
De trage stroom verdampt in stoom en borrelt en kookt en ruikt naar overkokende melk die op de kookplaten druipt en er verbrandt. Iemand fluistert zinnige dingen die niemand hoort. In de mais sterft een kolonie mieren en de avond sluimert.
Daarna is er pizza.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten