Boerken zit met Knorpot bij de haard en buiten slaat het duister zich om de aarde alsof het oktober werd in juni en ze drinken donkere kruidenjenever in het diepst van iemands gedachten die niet bij een haard zit maar ergens in de auto razend over snelwegen die steeds leger worden en steeds donkerder alsof het oktober is in juni en iemand drinkt water uit een plastieken fles en hij bedenkt Boerken en Knorpot en Zakenman die er bij komt zitten en hij bedenkt hoe Dichter en Meisje door de polder wandelen in stilte en door de regen die als dikke gordijnen langs de dijken waaien. Hij bedenkt hoe Boerken en Knorpot filosoferen, de een is geen filosoof en is er dus per definitie een en de ander is er gewoon een.
Ze filosoferen over dichtbij en veraf en hoe je dichtbij kan zijn ook al ben je veraf en hoe je door dichtbij te zijn je je net heel veraf kan voelen en omgekeerd en dan denken ze na over wat dat makkelijk uitgesproken omgekeerd wel mag betekenen en ze denken dat dat is: dat je net door je veraf te voelen je heel dichtbij kan zijn en ze drinken nog een glaasje en verdoven zo hun denken en halen er de scherpe kantjes af zodat het minder schuurt en snijdt.
Zakenman tokkelt doelloos op zijn smartphones, zo lijkt het en hij grijnst geweldige zakendeals bij elkaar in het hoofd van iemand die langs de snelweg glijdt in een grijze auto die laag is en stil en prettig rijdt. Hij houdt het kleine afgeplatte stuurtje vast en een vage glimlacht speelt met zijn mondhoeken en de avond wordt nacht straks.
Dolend door de perfect bedachte polder lopen twee zielen samen een en twee in een te zijn. Een trage stroom voert hun beelden naar zee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten