Soms droom ik dat ik aan zee ben, zegt het Stille Meisje. Want de zee, daar ben ik thuis. Ik zit op de hoge duin en kijk uit over het landschap om me heen: het strand en de zee. De duinen. Het achterland met zijn rijen bomen en de kerktorens onder een lage hemel.
Soms droom ik storm op zee. Wild beukende golven die wild graaiend het strand beroven en zonder medelijden de duinen aanvreten. Ik droom de orkaanwind die de zee opzweept tot ze zielloos het strand geselt en slaat. Ik droom de hevige regens. De donder en de bliksems. De hagelbollen die uit de zwarte wolken als kogels zich in het zand boren.
Soms droom ik dat de zee zich bij eb zo ver terug trekt dat het strand zich tot de horizon rekt en ik geen zee meer zie en het strand de woestijn wordt vanaf de duinen en dan word ik huilend wakker.
Soms droom ik dat de luchten zo laag zijn dat ze over de duinen schuren en dat de wolken zich rafelend en kermend scheuren aan de kerktorens.
Soms droom ik de zee. Soms droomt de zee mij. Ik ben de zee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten