zondag 3 juni 2012

Dichter jankt als de wolven om halftwaalf





Het regenen is even opgehouden en de beekjes in de weides drogen langzaam op als het verse water gedronken wordt door de gulzige aarde. Het gras rekt zich naar de lucht die zich schildert in grijstinten. Tussen aarde en zon kruipen wolken op en boven en tussen elkaar als waren het duizenden broedvogels op een te smal strand. Over de polder hangt de hemel amper boven de toppen van de populieren als op elkaar gestapelde handgeschepte bladen waardoor het zonlicht probeert het gras en de donkere aarde te raken en te warmen. De mensen in de polder huiveren en vloeken omdat het zo koud is in de zomer en de ganzen maken kabaal.

In de verte maken kerkklokken hels duidelijk dat het bijna halftwaalf is en ergens schuifelen de laatste gelovigen grauw naar de duistere waarheid die geschreven staat in eeuwenoude rituelen en gehuld gaat in wierrook en prevelende priesters in hoge gebouwen waar mensen troost zoeken bij elkaar en de zekerheid van geloven. Soms willen mensen gewoon geloven en zich daar nestelen. Borgen en geborgen.


Dichter verdicht het en soms wou hij dat hij geloven kon, maar het lukt hem zelden. Dichter is een zoeker, hij wroet in en achter de dingen die hij hoort en voelt en ziet om ze te ontrafelen, te analyseren, te de-componeren om er alles van te begrijpen en de stukken en brokken en vijzen en schroeven en onderdelen te kunnen gebruiken als nieuwe bouwstenen voor een nieuw universum dat groeit in zijn hoofd en dat bloeit soms en soms tot bloedens toe pijn doet en soms ook gesnoeid moet worden tot de wortel en dat terugkomt als zevenblad of woekert giftig en sluipend als Sint Jacobskruid. Dichter kan niet gewoon geloven en vertrouwen. Vertrouwen is de zintuigen uitschakelen en het denken. Dichter kan het niet.

Dichter zit in het donker kot en buiten lijkt het herfst en in zijn kop gevuld met duizenden beelden en woorden woedt een storm, een orkaan.

Dichter jankt als de wolven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten